Eén van de meest veelzeggende vragen in het tennis is ongetwijfeld 'Wat drink je?' Wanneer je dat te horen krijgt, besef je immers dat je écht verloren hebt. Niemand is ooit als winnaar teruggekeerd na het horen van deze woorden. Want in de onpersoonlijke profwereld waar positieve dopingplassers winstpartijen en duizenden ATP-punten moeten teruggeven, trakteren spelers elkaar hoogstens op een ijskoude douche. Niet op een drankje. Dat haal je wel uit de megafrigo naast de scheidrechterstoel.
Op het lagere tennisniveau, waar je zelf het speelveld moet vegen en een nieuw ballenblik om de negen spelletjes openen als hopeloos prententieus wordt ervaren, is het gemeengoed om de verliezer te trakteren. Dat moet zijn pijn verzachten en mogelijke disputen van tijdens de wedstrijd uitklaren. Of die breakbal op 3-4 eerste set echt de lijn raakte, praat makkelijker aan de toog dan aan het net.
Als winnaar moet je de timing van 'Wat drink je?' zorgvuldig respecteren. Wacht je te lang omdat je onaangekondigd eerst gaat douchen of omdat je bij de wedstrijdleider halsstarrig maar tevergeefs jouw volgende ronde probeert te verschuiven vanwege een communiefeest, dan is de verliezende vogel waarschijnlijk al gaan vliegen. En dreigt het etiket 'eerst had die gierigaard geen ballen mee, dan betaalt hij na de match ook al geen fluit' eeuwig op jou te kleven.
In de jeugdreeksen spelen de meeste winnaars op veilig. Onmiddellijk nadat ze als een Pacman het veld geveegd hebben, richten ze zich tot de teneergeslagen opponent. Idealiter buigt deze zich net voorover om zijn witte handdoek met rode gravelstrepen in zijn tenniszak weg te moffelen. Nog half murw geslagen, zal hij waarschijnlijk niet verder komen dan 'een Ice Tea'.
In de leeftijdscategorie 12 tot 14 jaar is het
antwoord doorgaans nog makkelijker. 'Niks'. Wat helpt in godsnaam een Ice Tea als de
net opgelopen counter jouw C+30-droom vernietigd
heeft? Meteen na de flauwe handdruk aan het net doet jouw tegenstander al teken aan zijn grootvader om de auto te starten. 'Hier kom ik nooit meer,' zie je hem denken.
Dat bespaart je in elk geval moeilijke momenten aan de bar, zoals wanneer je je niet herinnert of jouw opponent nu een witte of een rode Aquarius moest hebben. Niets is beschamender dan hem te moeten vragen wat hij nu weer moest drinken. Op het veld gedroeg je je al als een arrogante kwal, daarnaast zo mogelijk nog erger.
Gelukkig wordt het - hoe meer tenniszomers er verstrijken en hoe verder we wegdrijven van dat perspectief op een Wimbledon-finale - alsmaar aangenamer na de match. Met wat geluk blijkt 'Wat drink je' een openingszin voor een gesprek tussen zielsverwanten dat doorgaat tot de wedstrijdleider zijn laptop afsluit en de barman het laatste rondje heeft aangekondigd. Een succes is het sowieso als ook de verliezer trakteert. Met dat gebaar veegt hij alle resterende discussiepunten van tafel. De sleepronde op het veld werkte op dat vlak alvast helend, maar niets maakt meer schoon schip dan (minstens) twee rondjes aan de bar.