zondag 21 mei 2017

Natte tennisbal

Een hevige plensbui van een kwartier heeft het gravelveld voor onbepaalde tijd onbespeelbaar gemaakt. De wedstrijdleider - jàààrenlange ervaring - sprak van 'minstens een half uur wachten, bovendien is er weinig wind.' Ik zit in het clubhuis, dat naar natte brique pilée ruikt, al drie kwartier de bikinilijn van Zweedse Instagram-modellen af te gaan. Zij hebben gemiddeld 55.000 volgers, ik zit hier moederziel alleen op een fletse croque monsieur te kauwen. 'Ben ik godverdomme hier mijn bed voor uit gekomen,' denk ik terwijl ik m'n tweede AA-flesje open. Belgisch competitietennis in mei.

Nadat de hoogst gerangschikte speler voor de derde keer een stand van zaken is gaan eisen, beslist de wedstrijdleider eindelijk om de terreinen te inspecteren en haalt hij zowaar het sleepnet van de haak om de laatste plasjes weg te vegen. Glimlachend opent hij de deur van het clubhuis, veegt zijn handen aan zijn zitvlak proper en klopt zijn geklede zwarte schoenen af. 'Begin maar, maar wees wel voorzichtig rond de basislijn.'

Als een langlaufer schuif ik het veld op en merk ik dat de gravel-akker eigenlijk nog te glad ligt, maar langer wachten zou echt wel mijn héle zondag verbrodden. Zeker als ik dan verlies en ook nog Club-Gent om 14u30 mis. 

Ongeduldig open ik mijn nieuwe doos Roland Garros-ballen. De geur van gloednieuwe tennisballen voert me even naar een zonovergoten Court Philippe Chatrier in Parijs. Tot mijn tegenstander op z'n dooie gemak en al geeuwend terrein 3 van TC Setpoint in Londerzeel betreedt. De deur achter hem sluiten, vindt hij niet nodig. Ik haat hem nu al.  

In de opwarming raakt hij na twee moeizame rally's de bal met zijn kader, waarbij het gele projectiel in een tergend traag boogje in de goot belandt. In de grenszone tussen de buitenterreinen en de ballon die hier in het zomerseizoen blijft staan.

Nadat ik een dik uur geleden de druppels van het cafetariaraam zag stromen, zie ik de bui opnieuw hangen. Tussen duim en wijsvinger klem ik met tegenzin de kletsnatte tennisbal, die ondertussen het kortgeknipte kapsel van een pas gedouchte blonde lesbienne heeft verworven. De 'R' van Roland Garros is al wat minder leesbaar geworden. Kut.

Mompelend dat 'het weer MIJN ballen zijn' leg ik de bal onder mijn bankje, het Molokaï van de tenniswereld. Elke bal met fysieke mankementen - te plat, te nat, te hard - krijgt hier tijdelijk onderdak uit vrees voor vermenging met de drie andere ballen. Vijf minuten geleden bracht ik het kleinood onder de bank nog met een champagnegeluid ter wereld. Nu ik elke keer het hele veld moet oversteken om een tweede droge bal te vinden, wens ik de rubberboom van waaruit deze bal gemaakt werd de ergste kanker toe. Bovendien vraag ik me luidop af wanneer die trutten van Dames 7 me mijn derde bal zullen teruggeven. Tennissen kunnen ze nauwelijks, lezen blijkbaar ook niet.

Die laatste vraag lijkt plots hoogdringend, wanneer mijn tegenstander een makkelijke smash over het hek mikt. Terwijl ik hem duidelijk maak dat dat overbodig was om het punt te maken, steek ik mijn racket onder mijn bankje en rol de vervloekte bal richting dubbellijn.

De bal blijkt droog genoeg en ik steek hem met frisse moed in de linkerzak van mijn hagelwitte short, die meteen echter rood kleurt. Fuckin' Bloody Sunday. Elk verloren punt steek ik vanaf dan op de natte bal, ook al plakt die de helft van de keren op dat moment tegen mijn dijbeen. Na het handjes schudden, kegel ik hem zo ver als ik kan het hek over. Richting Molokaï. Waar hij godverdomme thuis hoort.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten